Trombicula
Trombicula | |
---|---|
Larvale oogst mite van Noord-Amerika | |
Wetenschappelijke classificatie | |
Koninkrijk: | Animalia |
Phylum: | Arthropoda |
Subphylum: | Chelicerata |
Klasse: | Arachnida |
Subklasse: | Acari |
Bestelling: | Trombidiformes |
Familie: | Trombiculidae |
Geslacht: | Trombicula Berlese, 1905 |
De larvale mijten voeden de huid cellen, maar niet het bloed van dieren. De zespotige parasitaire larve voedt zich met een grote verscheidenheid aan wezens, waaronder mensen, konijnen, padden, doosschildpadden, kwartels en zelfs sommige insecten. Na het kruipen op hun gastheren, injecteren ze spijsverteringsenzymen in de huid die huidcellen afbreken. Ze niet echt “bijten”, maar in plaats daarvan vormen een gat in de huid genoemd een stylostome, en kauwen kleine delen van de innerlijke huid, waardoor ernstige irritatie en zwelling. De ernstige jeuk gaat gepaard met rode puistachtige bulten (papels) of netelroos en huiduitslag of laesies op een zon blootgestelde gebied. Bij mensen komt jeuk meestal voor nadat de larven zich van de huid hebben losgemaakt.
na het eten van hun gastheren vallen de larven op de grond en worden ze nimfen, waarna ze volwassen worden, die acht poten hebben en onschadelijk zijn voor de mens. In het postlarvalstadium zijn ze niet parasitair en voeden ze zich met plantaardig materiaal. De vrouwtjes leggen drie tot acht eieren in een legsel, meestal op een blad of onder de wortels van een plant, en sterven in de herfst.